Na haar benoeming als NOS-correspondent in Israël en Palestina, wordt Nasrah Habiballah online belaagd. Het kwam haar voorgangers bekend voor, blijkt uit een rondgang. NRC sprak vier journalisten over verslag doen in ‘het heilige land’, en de gevolgen daarvan voor hun werk en persoonlijk leven.
Jannie Schipper moet even twee keer nadenken, maar wil toch iets kwijt over haar voormalig werk als correspondent in Israël en Palestina. Tot aan dit jaar was ze correspondent voor NRC, nu werkt ze als onderzoeksjournalist bij de regionale dagbladen van Mediahuis. „Misschien is die aarzeling ook tekenend voor de terughoudendheid van Israël-correspondenten”, erkent ze.
Terwijl Schipper het land vaarwel zegt, staat Nasrah Habiballah nog op het punt van beginnen. Al vóór ze voet aan wal zet in Tel Aviv maakt haar benoeming als NOS-correspondent in Israël en Palestina veel los. Op sociale media regent het sinds haar aankondiging discriminerende, seksistische en haatdragende berichten aan haar adres. Haar wordt op voorhand partijdigheid verweten, omdat ze in Palestina heeft gestudeerd, een Arabische achternaam heeft en in 2017 een bericht heeft gedeeld op Twitter dat critici als pro-Palestijns beschouwen.
Reden om deze baan eens onder de loep te nemen. NRC sprak vier journalisten over verslag doen in ‘het heilige land’, en de gevolgen daarvan voor hun werk en persoonlijk leven.
Schipper, op dat moment correspondent in het Midden-Oosten, kreeg in 2017 de vraag om naar Israël te verhuizen en daar aan de slag te gaan. „Ik dacht mijn vrienden in het Midden-Oosten kwijt te raken. Dat is niet gebeurd, maar ik vertelde het ook niet tegen iedereen.” Haar achtergrond in de Arabische wereld deed haar ook twijfelen over haar positie in Israël. „Ik vroeg me af of ik open en neutraal naar de Israëlische samenleving kon kijken.”
Ook Peter ter Velde, NOS-correspondent tussen 1996 en 2001, zat met vragen over zijn eigen achtergrond. Vader Feike ter Velde werkte bij de EO en was uitgesproken pro-Israël. Conny Mus, op dat moment RTL-correspondent in het Midden-Oosten, liet zich in een interview uit over de achtergrond van zoon Peter en was van mening dat collega’s met een Joodse achtergrond te betrokken waren bij Israël. Ter Velde: „De NOS wist van mijn achtergrond. Ik bleef gewoon aan als correspondent.”
De allereerste Israël-correspondent voor De Telegraaf, Hans Knoop, had alles behalve twijfels over zijn aanstelling in 1965. Sterker nog, hij dwong zijn benoeming zelf af bij de hoofdredactie. „Het was mijn droom om daar correspondent te worden.” Als zoon van ondergedoken Joodse ouders werkte Knoop ook voor de AVRO in Israël en was hij hoofdredacteur bij het Nieuw Israëlietisch Weekblad.
In een hele andere tijd, waar de westerse wereld Israël veelal zag als lieveling, gaf Knoop vooral voor Israël positieve berichten door aan de Nederlandse lezer. „De krant en de lezers wilden het voor Israël negatieve nieuws niet hebben.” Toch verliep ook zijn correspondentschap allerminst geruisloos. Knoop werd naar eigen zeggen „verrot gescholden” na negatieve berichtgeving over de Jom Kippoer-oorlog van 1973. „Ik werd persoonlijk verantwoordelijk gehouden voor hoe belabberd het Israëlische leger ervoor stond.”
Waar het voor Israël goede nieuws domineerde in de socialistische beginjaren van het land, heeft Knoop de berichtgeving zien kantelen. „Nu komt er nauwelijks positief nieuws over Israël in de krant.” Ook Sacha Kester, die schrijft over Israël en Palestina voor de Volkskrant, heeft de afgelopen jaren het sentiment zien veranderen. „Nu worden de Palestijnen ook als slachtoffer gezien.”
Kester wist dat er felle reacties zouden komen, dat hadden al haar voorgangers ook. Hoewel de échte bedreigingen haar bespaard blijven, kan het vooral op Twitter „heel lelijk” zijn. Voor Schipper vielen de reacties mee. „Ik werd er ook heel erg voor gewaarschuwd vanuit de redactie. Ik verwachtte door mijn achtergrond als Arabiste en verslaggever in Arabische landen vooral veel pro-Israëlische reacties te krijgen, maar eerst roerden de pro-Palestijnen zich.”
Van kritische brieven tot haattweets, alle correspondenten die NRC sprak kregen er mee te maken. En niet alleen burgers weten de journalisten te vinden. Ook formele instanties, zoals belangengroepen of ambassades hebben de nodige kritiek. Dat kan zelfs leiden tot het belemmeren van vrije en kritische nieuwsgaring. Zo werd in 2017 het visum van NRC-correspondent Derk Walters niet verlengd nadat hem „activisme” was verweten – waardoor hij Israël moest verlaten. „Elke letter wordt gevolgd, iedereen is erbij betrokken en iedereen vindt er wel wat van”, vertelt Schipper.
Schouderophalend, zo reageerde voormalig Israël-correspondent Knoop op de haatbrieven tijdens de Jom Kippoer-oorlog. „Ik zat daar om de werkelijkheid te verslaan, niet om een sprookje te vertellen.” Waar de berichten van Knoop nog per post of telefoon verstuurd werden, maakt de opkomst van de sociale media reageren een stuk eenvoudiger.
Ongefundeerde beschuldigingen laat Schipper van zich af glijden. Inhoudelijk kritiek op haar journalistieke werk doet haar het meest. „Ik ben ook echt bang om fouten te maken.” Ook Kester vindt negatieve reacties allerminst plezierig. „Maar”, zegt ze, „als beide kanten vinden dat ik het verkeerd heb gedaan, dan is het blijkbaar evenwichtig.” Dat is volgens Schipper nog geen garantie dat je het goed doet: „Het liefst krijg je helemaal geen kritiek. Maar als mensen te blij zijn, dan wantrouw ik mijn werk des te meer.”
De ophef rond Nasrah Habiballah verbaast niemand. „Je verwacht niet dat iedereen gaat juichen, met haar achternaam ga je gedoe krijgen”, laat Kester weten. „Toch schrik je ervan als je het zwart op wit leest.” Ook Schipper heeft te doen met de aankomende correspondent. „Ik heb haar meteen een LinkedIn-connectieverzoek gestuurd, om steun te betuigen.”
De NOS kwam zelf naar buiten met een statement: „Het is volstrekt onaanvaardbaar dat onze collega op basis van haar achternaam wordt veroordeeld, of zelfs onterecht wordt beschuldigd”, laat adjunct-hoofdredacteur Wilma Haan weten op Twitter. De omroep meldde de beledigingen ook bij meldpunt PersVeilig. Dat ziet nog geen reden tot aangifte, maar benadrukt dat die nog kan komen.
Habiballahs benoeming past in een trend, ziet Schipper. „Er heeft een verschuiving plaatsgevonden. Redacties sturen meer mensen met kennis van de Arabische wereld naar Israël en Palestina, waar vroeger meer mensen correspondent werden die bijvoorbeeld door hun Joodse achtergrond een band met Israël voelden.” Dat correspondenten met een Arabische achtergrond dit werk ambiëren is voor de hand liggend, stelt Knoop. „Iedereen verdient een eerlijke kans.”
Iemand beoordelen op het werk dat ze aflevert, en niet op haar achtergrond, daar zijn de collega’s het over eens. Toch kan iemands achtergrond wel degelijk journalistieke gevolgen hebben, benadruk Schipper. Welke perspectieven zijn straks moeilijk te belichten? En in welke gebieden ben je niet welkom? „Als Israëliër kan je niet naar Gaza, en Arabische journalisten kunnen weer moeilijker met Joodse nationalisten praten. Het zou natuurlijk niet uit moeten maken, maar je moet ook eerlijk zijn over de praktische consequenties.”
Peter ter Velde, tegenwoordig veiligheidscoördinator bij de NOS en projectleider bij PersVeilig, voorziet geen problemen voor Habiballah. „Je moet gewoon een goede journalist zijn. Achtergrond doet er niet toe. Er zijn allerlei manieren om perspectieven te belichten die minder vanzelf gaan. Ik had bijvoorbeeld iemand die naar de Israëlische radio luisterde en iemand voor de Palestijnse kanalen.”
Is het de ‘bezette’ Westelijke Jordaanoever? Is Hamas een ‘terroristische’ organisatie? Zijn het ‘Joodse’ of ‘Israëlische’ kolonisten? Woorden alleen al liggen gevoelig. „Je bent er altijd mee bezig. Maar gelukkig had de krant al bepaalde keuzes voor mij gemaakt”, vertelt Schipper. Zo spreekt NRC van ‘Palestina’, terwijl de NOS het de ‘Palestijnse gebieden’ noemt. „Je moet er echt goed over nadenken.”
Kester herkent deze worsteling met woorden. Zo hing ze aan de lijn met een Joodse vrouw over de woorden ‘Joodse knokploegen’. Die gingen vorig jaar mei op de vuist met Arabieren in een aantal Israëlische steden. Maar de woorden zouden antisemitisme in de hand werken. Kester: „Het antisemitisme groeit, daar hebben wij last van, liet ze me weten.” Maar wat te doen? Als de Volkskrant ‘Israëlische knokploegen’ gebruikt, vallen de Arabische Israëliërs daar ook onder. Kester: „Ik wil zeker niet bijdragen aan welke vorm van haat, maar ik moet mijzelf ook niet censureren.”
De NOS lijkt het vaakst de gebeten hond in dit debat. „Ze hebben de moeilijkste positie”, ziet Knoop. „De correspondent heeft in zo’n kort tv-item weinig ruimte voor de context achter het nieuws.” Ook het publiek is groter en algemener, waardoor critici vooral de NOS weten te vinden.
Ter Velde: „De rol van de NOS is het nieuws brengen en duiden. Wij kunnen niet uitweiden over Theodore Herzl (vader van het moderne zionisme) zoals sommige dag- of weekbladen.”
Dat alles onder een vergrootglas ligt, is ook een voordeel voor de correspondenten. Ter Velde: „Je weet dat elk woord gewogen werd. Je bent er meer van bewust dat alles in balans moest zijn.” Ook voor Schipper helpt dat. „Het houdt je ook heel scherp, als iedereen er bovenop zit. Je kunt het je niet veroorloven geen wederhoor te vragen of niet alles te dubbelchecken, anders krijg je iedereen over je heen.”