Ook na 7 oktober blijven deze Israëli’s nabij de vijand wonen

Israël kent meer dan honderdduizend vluchtelingen in eigen land. Deze inwoners vluchtten na 7 oktober naar veiligere gebieden in het land. Ze komen voornamelijk uit kibboetsen nabij de Gazastrook en uit steden langs de Israëlisch-Libanese grens. Deze site bezocht de verwoeste kibboets Be’eri grenzend aan Gaza en het onder vuur liggende Kirjat Sjmona in het noorden.

De oorlog heeft geresulteerd in ongeveer 120.000 intern ontheemden in Israël, ongeveer gelijk verdeeld tussen zuiderlingen die werden aangevallen door Hamas, en evacués uit noordelijke gebieden die het doelwit waren van het Libanese Hezbollah. Israëlische burgers liggen al een half jaar van noord tot zuid onder vuur, terwijl ze aan het bijkomen zijn van de grootste terroristische aanslag in de geschiedenis van de staat Israël.


Hoewel inwoners in het midden van Israël, van onder andere Tel Aviv en Jeruzalem, meer dan een minuut de tijd hebben om naar de schuilkelders te rennen, hebben inwoners naast de vijand maar luttele seconden om een veilige plek te zoeken. Omdat de raketten maar bleven komen in het begin van de oorlog en vanwege de angst voor nog meer terreur, besloten velen huis en haard te verlaten.


Toch bleven enkelen of keerden ze terug naar hun (verwoeste) huizen aan de grens. Zij keren liever terug naar het gevaar, dan dat ze evacueren naar een vreemde plaats. Ook de genereuze hervestigingssubsidie van de regering en ideologische zionistische overtuigingen spelen een rol bij het blijven of terugkeren naar de grensregio’s.


Be’eri Zuid-Israël

In de bus naar de kibboetsen naast Gaza wemelt het van de jonge soldaten. Een ouder echtpaar wenst de passagiers succes bij het verlaten van de bus. In Be’eri scheuren grote legervoertuigen met opeengepakte officieren in uniform voorbij, gebruikte tanks worden afgevoerd per vrachtwagen.


Niet iedereen komt kibboets Be’eri binnen, alleen op uitnodiging kunnen Israëli’s ervaren wat Hamas op 7 oktober heeft aangericht. Een bewaker hoeft maar een blik de auto in te werpen om bewoners te identificeren en het hek te openen. Niet heel veel oorspronkelijke bewoners keren terug, zegt de bewaker bij de poort van de kibboets.


Gal Cohen is een van de weinigen die weer rondloopt in zijn Be’eri. Al heel zijn leven woont Cohen in de kibboets en dat wil hij blijven, ook nadat tientallen vrienden zijn afgeslacht en gegijzeld door Hamas. Voor de oorlog woonden iets meer dan duizend mensen in Be’eri, nu oogt het uitgestorven. ,,Ongeveer honderd bewoners zijn weer terug”, zegt Cohen die een t-shirt met ‘I love Be’eri’ draagt.


7 december, precies twee maanden na de oorlog, vond Cohen het tijd om huiswaarts te keren. Hij had het zwaar in het begin: ,,De kibboets voelde niet meer van ons. Het zat na de oorlog vol met soldaten”, vertelt hij al lopend door het puin van een verwoest huis. Maar Cohen begint desalniettemin met het schoonmaken en het herbouwen. ,,Ik wil dat onze kibboets blijft bestaan. Dit is gewoon ons thuis. Ik verlaat mijn huis niet.”


Be’eri bloedbad

Op 7 oktober weet Cohen al gauw dat het goed mis is. ,,Mijn dochter belde mij angstig op. Ik besloot haar te gaan ophalen bij haar huis elders in de kibboets. Toen zag ik motoren met terroristen erop. Ze droegen groene bandana’s.” Cohen keek de terroristen recht in de ogen aan. Hij keerde direct huiswaarts om zijn vrouw en de beveiliging te waarschuwen.


Honderden terroristen zijn dringen die ochtend en middag Be’eri binnen, op verschillende plekken breekt Hamas het hek open. Cohen vertelt hoe de Hamas-strijders te werk gingen: ,,Ze drongen een huis binnen en schoten eigenlijk de meeste mensen direct dood, enkele bewoners werden gegijzeld. Hier is bijna iedereen vermoord”, zegt Cohen die wijst naar een straat met louter verwoeste huizen.


Heel de middag staat Cohen in contact met andere bewoners in de kibboets. Samen met zijn familie kon hij veilig vluchten naar een hotel bij de Dode Zee, een plek waar Be’eri evacuees naartoe werden gebracht. Zelfs zijn 90-jarige moeder maakte ‘het wonder boven wonder goed’ na de aanval van Hamas. ,,Ze herinnert zich niets meer van die ochtend. Soms is dementie iets goeds.”


Kirjat Sjmona Noord-Israël

Vooral jonge soldaten stappen de bus in richting Kirjat Sjmona. Deze noordelijke stad in Israël ligt bijna dagelijks onder vuur door het Libanese Hezbollah, dat zich enkele kilometers verder verschuilt in het zuiden van Libanon. Bij elke bus stop voegt zich een nieuwe lading soldaten bij de rest. Om 11.00 uur gaat de radio aan voor het laatste oorlogsnieuws.


Kiryat Shmona ligt op ongeveer twee kilometer van de grens met Libanon. Na het vertrek van meer dan 80 procent van de bevolking doet het veel denken aan een spookstad. In de stad zelf zijn voornamelijk soldaten te zien in uniform. De wegen ogen uitgestorven, terwijl de stoplichten knipperen in het oranje.


En zoals bijna elke dag, klinkt ook het luchtalarm op deze zonnige middag. Een groepje soldaten rent naar een klein muurtje om te schuilen, anderen gaan onder een legervoertuig zitten. Ze hebben minder dan vijftien seconden de tijd. ,,Dit gebeurt dus elke dag”, zegt een soldaat al schuilend onder de truck. Kort daarna klinkt een doffe explosie, die enkele van de jonge mannen al hadden aangekondigd.


Na het luchtalarm in Kirjat Sjmona klinken luide explosies over de grens. Het Israëlische leger slaat terug met luchtaanvallen in het zuiden van Libanon. Daarna is het weer even stil. In Kyriat Shmona is eenieder voorbereid op het luchtalarm. Overal staan mobiele schuilplaatsen: betonnen huisjes waar elke inwoner en soldaat naartoe kan rennen als de sirenes afgaan.


Vorige week doodde een van de raketten van Hezbollah een 38-jarige fabrieksarbeider in Kirjat Sjmona. Hezbollah-raketten hebben in de huidige ronde van vijandelijkheden zo’n twintig Israëli’s gedood. Israël heeft op haar beurt bij vergeldingsaanvallen in Libanon meer dan 200 mensen gedood.


God beschermt ons

Jakob Ben Zaken is een van de weinige inwoners die op straat te vinden is. Hij deelt ’tefillin’ uit, de naam voor zwartleren riemen die door volwassen joden worden omgedaan voor het ochtendgebed op weekdagen. En het geloof houdt hem daarom ook in de noordelijke stad. Hij is niet bang voor Hezbollah. ,,God beschermt ons”, zegt hij. Ben Zaken zegt ook niet van plan te zijn om te vertrekken. ,,Mijn familie woont hier ook nog.”


Een medewerker van een elektronicawinkel, die alleen zijn initialen geeft (DV), besloot na de oorlog om voor twee maanden het noorden van Israël te verruilen voor het buitenland. Toch keerde hij terug. ,,Ik begin er gewend aan te raken”, zegt DV. ,,Ik woon hier al dertig jaar, dan ga je aan zulke dingen wennen. Ik heb al een aantal oorlogen meegemaakt en heb natuurlijk ook zelf gediend in het Israëlische leger.”